Zoals alle koolsoorten, verkiest spruitkool een plaatsje in de zon. Spruitkool groeit op zowat alle grondsoorten, maar een grote organische voorraadbemesting is aan te raden. Spruitkool houdt van een humusrijke en kalkrijke grond.
Vooral tijdens de spruitvorming is de grond best niet te vochtig, anders zijn de spruitjes te los. Enkel tijdens een droge septembermaand is water geven nodig.
Grootste probleem bij kolen is de koolvlieg: de koolvlieg legt haar eitjes aan de voet van de plant, de larven die uit de eitjes komen maken gangen in onze koolplanten en deze sterf af. Om de plant daartegen te beschermen kan je een koolkraag toepassen. Dat kan een eenvoudig kartonnen schijfje zijn dat je uitknipt en rond de voet van de kool legt. Op die manier belet je dat de koolvlieg haar eitjes kan leggen aan de voet van de plant. Je kan ook as rond de voet van de plant strooien.
Ook de rupsen van het koolwitje kunnen veel schade aanrichten aan de bladeren door hun vraatzucht. Om te vermijden dat het koolwitje haar eieren op de kool legt, kan je insectengaas over de kolen spannen.
Bij kolen is vruchtwisseling heel belangrijk: plant het liefst slechts om de 4 jaar kolen op dezelfde plaats om knolvoet te voorkomen.
Spruitkool verdraagt heel goed vorst, enkel heel strenge vorst kan schade toebrengen. Maar als je tijdens de vorst spruitjes oogst, dan bewaren ze niet lang. Je kan de spruitjes het best bewaren aan de plant. In de koelkast bewaren ze ongeveer 1 week.