Geef knolvenkel een zonnig plaatsje en een organische bemesting net voor de teelt. Indien je wilt bijbemesten, hou er dan rekening mee dat knolvenkel een groot gehalte aan kalium en magnesium verlangt en niet teveel stikstof.
Het liefst heeft knolvenkel een vocht vasthoudende, humusrijke zand- of lichte leemgrond. Een goede watergift is belangrijk, vooral na het uitplanten en tijdens de knolvorming.
Konijnen en hazen lusten graag knolvenkel. Wanneer er veel wilde konijnen zijn, dan zal je het best de planten afschermen hiertegen.
Ook de wortelvlieg kan knolvenkel aantasten, gelukkig wordt meestal de voor ons niet bruikbare delen aangetast.
Doorschieten is een probleem wanneer de temperatuur tijdens de eerste groeiweken te laag is of als de zomer té warm is. Daarom is knolvenkel het makkelijkst te kweken tijdens de late zomer en in het najaar.
De bol kan openbarsten wanneer we te lang wachten met oogsten of bij grote regenval na een droge periode. Daarom moeten we de knol zo snel mogelijk oogsten, anders vormen de scheuren een ideale toegangspoort voor schimmels.
Bij lichte vorst kunnen we de plant beschermen door af te dekken. Strenge vorst verdraagt de plant niet. Op een koele plaats zijn de knollen enkele weken houdbaar.