Selder mag in het begin niet blootgesteld worden aan koude, om doorschieten te voorkomen. In april plant je selder best in de serre. Vanaf mei kan je buiten planten. Je mag selder in volle zon plaatsen, maar ook halfschaduw is mogelijk.
Selder groeit makkelijk, maar is dankbaar voor een bodem met voldoende organische bemesting (in de vorm van stalmest of compost). Let er wel op dat de dosis niet te groot is!
Bij selder is het belangrijk hoe diep je plant! Het hartje van de plant mag niet onder de aarde begraven zijn, anders verstikt de plant. Maar selder mag ook niet te hoog geplant worden, anders droogt hij te snel uit. Het beste plaats je de persblok net onder de grond. In droge periodes is het noodzakelijk om water te geven, vooral de eerste weken na het planten. Geef liefst aan de voet van de plant water, zodat de bladeren niet te nat staan.
Bladvlekkenziekte of selderijplaag is een veel voorkomend probleem. Je herkent de ziekte aan bruine vlekken op de bladeren. Het is een schimmel die vooral voorkomt bij vochtig, warm weer. Zorg voor een ruime plantafstand en verwijder aangetaste bladeren. Geef ook nooit water op het moment dat het heel warm is, maar bij voorkeur ’s morgens. Dan hebben de bladeren voldoende tijd om op te drogen.
Doorschieten vooraleer de selder volgroeid is, is het gevolg van koude temperaturen in het begin van de teelt of stress door bvb extreme droogte. Je kan dit voorkomen door selder niet te vroeg te planten. Groene selder is minder gevoelig voor doorschieten ten gevolgde van koude dan bleekselder en knolselder.
Groene selder kan je 4 à 5 dagen bewaren in de koelkast. Je kan de stalen oogsten tot in december, op voorwaarde dat het niet te hard vriest. Bij de eerste indringende vorst kan je de selder buiten best afdekken met stro of overtrekken met plastiek of een vliesdoek.
LET OP: sommige mensen krijgen rode vlekken en blaasjes als ze bij zonnig weer in contact komen met het sap van selder.