De winterui is volledig winterhard. We planten de winterui in het najaar (september-oktober-november) en kunnen zo oogsten in het voorjaar (minstens 2 weken vroeger dan de vroegste (voorjaars)plantui).
Winterajuinen kunnen we enkel telen op goed ontwaterde percelen, anders hebben we een grote kans op sterfte door uitvriezen, wateroverlast en het dichtslempen van de bodem. Winterui moeten we in principe niet bemesten. Na een natte winter is een kleine bemesting met kalium wel aangewezen. Deze bevordert de hergroei.
De winterui heeft veel minder last van de uienvlieg dan de gewone voorjaarsplantui, dit maakt de winterui zeer geschikt voor biologische teelt.
De winterui kan minder lang bewaard worden dan de voorjaarsplantui. We oogsten de uien wanneer het loof geel wordt en omvalt. We laten de uien eerst goed drogen voor we ze naar binnen halen. Daarna kunnen we ze bewaren op een goed verluchte, droge plek.